10 vragen over de meerwaardebelasting beantwoord

Beleggers mogen zich binnenkort verwachten aan een meerwaardebelasting van 10%. Wat weten we daar al over? In afwachting van de definitieve teksten, beantwoorden we onder voorbehoud 10 vragen.

1. Wie zal de meerwaardebelasting treffen?

De meerwaardebelasting viseert particulieren (onderworpen aan de personenbelasting) en rechtspersonen, zoals vzw’s en stichtingen (onderworpen aan de rechtspersonenbelasting). Ook bepaalde fiscaal transparante structuren, zoals de burgerlijke maatschap, komen in het vizier. De meerwaardebelasting is van toepassing als de aandeelhouders natuurlijke personen, vzw’s of stichtingen, of een combinatie van beide zijn.

Stichtingen en vzw’s die fiscaal aftrekbare giften mogen ontvangen, zijn vrijgesteld. Vennootschappen zijn ook uitgesloten van de meerwaardebelasting.

2. Welke beleggingen vallen onder de meerwaardebelasting?

De meerwaardebelasting zal van toepassing zijn op heel wat financiële activa: aandelen (zowel beursgenoteerde als niet-beursgenoteerde), obligaties, fondsen en trackers,  geldmarktinstrumenten, allerhande derivaten (zoals opties, futures en swaps), verzekeringsproducten (tak 21, 23 en 26), cryptomunten en fysiek goud.

Beleggingen zoals pensioensparen, langetermijnsparen en groepsverzekeringen ontsnappen aan de meerwaardebelasting. Ook dividenden en interesten waarop u al 30% roerende voorheffing betaalde, blijven buiten schot. Tot slot blijven ook fysieke edelmetalen anders dan goud – zoals zilver, platina of palladium – gespaard van de taks.

3. Hoe bepaalt de fiscus de belastbare meerwaarde?

Op 31 december 2025 moet de bank een ‘foto’ van uw portefeuille nemen. Alleen de meerwaarden die u vanaf dat fotomoment realiseert, zijn belastbaar. De meerwaarde is dan het positieve verschil tussen de verkoopprijs en de ‘fotomomentwaarde’ van uw belegging. Er wordt daarbij geen rekening gehouden met taksen (bv. op beursverrichtingen) en kosten.
 
Uitzondering: als de waarde van uw belegging op 31 december 2025 lager is dan uw oorspronkelijke aankoopprijs, mag u die laatste als basis gebruiken. U mag dat doen tot 5 jaar na de inwerkingtreding van de regeling, dus tot en met 31 december 2030. Vanaf 1 januari 2031 geldt altijd de fotomomentwaarde als basis, zelfs als uw oorspronkelijke aankoopprijs hoger was.

Koopt u regelmatig dezelfde activa, zoals aandelen van eenzelfde bedrijf, dan wordt bij een verkoop het FIFO-principe (First In, First Out) toegepast. De fiscus beschouwt dus de aandelen die u het eerst kocht als degene die u het eerst verkoopt. Voor gespreide aankopen van vóór 31 december 2025 waarvoor u de oorspronkelijke aankoopprijs als basis wil gebruiken, moet u de gemiddelde aankoopprijs nemen van de aandelen die u op 31 december 2025 nog in uw bezit had. 


Op 31 december 2025 moet de bank een ‘foto’ van uw portefeuille nemen. Alleen de meerwaarden die u vanaf dat fotomoment realiseert, zijn belastbaar.

 

4. Hoeveel bedraagt de meerwaardebelasting en welk bedrag is vrijgesteld?

Het basistarief van de meerwaardebelasting is 10%. Een bedrag van €10.000 per belastingplichtige is vrijgesteld. Dat bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Benut u de vrijstelling niet, dan mag u gedurende 5 jaar telkens €1.000 overdragen naar het volgende jaar, tot een maximum van €15.000. Voor koppels, gehuwd onder een gemeenschapsstelsel, kan de vrijstelling dus oplopen tot €30.000 (geïndexeerd).

Bezit u minstens 20% van het aandelenkapitaal van een vennootschap?

Beleggers met een aanmerkelijk belang krijgen een afwijkende regeling. Bezit u minstens 20% van het aandelenkapitaal van een vennootschap? Dan is de meerwaarde tot een bedrag van 1 miljoen euro vrijgesteld. Die vrijstelling mag u om de 5 jaar opnieuw gebruiken. Boven die drempel geldt een progressief tarief.

Meerwaarde Tarief
< €1.000.000 Vrijstelling
< €2.500.000 1,25%
€2.500.001 - €5.000.000 2,50%
€5.000.001 - €10.000.000 5%
> €10.000.000 10%

5. Wordt de vrijstelling van €10.000 automatisch toegepast?

Neen, u moet de vrijstelling van €10.000 zelf claimen via uw belastingaangifte. Concreet zult u daarvoor al uw gerealiseerde meerwaarden moeten aangeven.

Hebt u in totaal voor minder dan €10.000 aan meerwaarden gerealiseerd? Dan bent u volledig vrijgesteld van de meerwaardebelasting. U mag de ingehouden belasting dan volledig recupereren. Realiseerde u voor meer dan €10.000 aan meerwaarden? Dan krijgt u de belasting terug die u betaalde op de vrijgestelde schijf van €10.000. Houd er rekening mee dat u de te veel ingehouden belasting pas zowat 2 jaar later zult terugkrijgen – na de verwerking van uw belastingaangifte.

6. Zijn niet-gerealiseerde meerwaarden belastbaar?

Neen, alleen de meerwaarden die u realiseert bij de verkoop van uw beleggingen, zijn onderworpen aan de meerwaardebelasting. Zolang u niet verkoopt, houdt de fiscus geen meerwaardebelasting in.

7. Zijn minwaarden aftrekbaar?

U mag minwaarden aftrekken van de meerwaarden die u in datzelfde jaar realiseerde. Minwaarden zijn alleen aftrekbaar voor beleggingen uit dezelfde categorie. Zo mag u bijvoorbeeld aandelenverliezen aftrekken van gerealiseerde meerwaarden op aandelen.

Het is niet mogelijk om minwaarden over te dragen naar de volgende jaren. U mag alleen minwaarden aftrekken die de fiscus vaststelt na de zogenaamde foto van 31 december 2025. Historische verliezen van vóór die datum zijn niet aftrekbaar.

8. Hoe wordt de meerwaardebelasting geïnd?

Een heffing aan de bron zal de standaardmethode zijn. Dat houdt in dat de Belgische financiële instellingen de meerwaardebelasting van 10% rechtstreeks inhouden van de gerealiseerde meerwaarden.

Als alternatief mag u ook kiezen voor een persoonlijke aangifte (opt-out). Daarbij moet u zelf aangifte doen van uw gerealiseerde meerwaarden. De Belgische financiële instellingen moeten in dat geval een fiscaal attest bezorgen aan de fiscus.

De meerwaarden die u realiseert op buitenlandse rekeningen, bij de verkoop van cryptomunten of bij de verkoop van fysiek goud, moet u sowieso zelf aangeven.

9. Wat gebeurt er met de Reynderstaks?

De Reynderstaks is een belasting op beleggingsfondsen die meer dan 10% van hun activa beleggen in rentedragende effecten, zoals obligaties. De taks bedraagt 30%. Hij wordt berekend op de gerealiseerde meerwaarde van het obligatiegedeelte van het fonds. Die taks blijft gedeeltelijk bestaan. Hij zal alleen nog toegepast worden op de rentecomponent van de meerwaarde.

Voor gemengde fondsen blijft het obligatiegedeelte onderworpen aan de Reynderstaks. Voor het aandelengedeelte zal de meerwaardebelasting van toepassing zijn.

10. Zal het belastingtarief in de toekomst stijgen?

Dat is moeilijk te voorspellen. De historiek van de roerende voorheffing maakt alleszins duidelijk dat tariefstijgingen niet zijn uitgesloten. De roerende voorheffing steeg over de jaren heen van 15 tot de huidige 30%.

Houd er rekening mee dat de antwoorden op bovenstaande vragen gebaseerd zijn op ontwerpteksten. Die geven al een beeld van wat we mogen verwachten, maar ze kunnen nog gewijzigd worden. We volgen dat nauwgezet op en komen erop terug zodra we meer informatie hebben.

Hebt u nu al vragen, contacteer dan uw relatiebeheerder voor een persoonlijk gesprek.