- 11/3/2025

Gelooft de Belgische bevolkinf in overheidsbesparingen?

3 min

Sinds 2010 stijgen de spaarquotes – het niet-geconsumeerde deel van het beschikbaar inkomen – zowat in heel Europa, behalve bij ons. Onze private consumptie voer daar wel bij, maar zal dat ook in de toekomst nog zo zijn?

Geschreven door

Arne Maes

Senior Economist

Tijdens de covidlockdowns spaarden we in een recordtempo. Niet zo gek natuurlijk: veel consumptie-mogelijkheden waren op dat moment verboden, niet voorradig of onbeschikbaar. Meer sparen dus. En die verhoogde spaarquote hield in veel Europese landen stand.

Wanneer we verder uitzoomen, valt op dat de spaarquote sinds 2010 steeg in de meeste Europese landen. Zelfs als we de covidpiek even negeren, ligt het gespaarde bedrag als aandeel in het totale beschikbare inkomen vrijwel overal een stuk hoger dan 15 jaar geleden. Behalve in ons land. Wat is er aan de hand?

Spaarmotieven

In de literatuur onderscheiden we verschillende spaarmotieven. We zoomen in op 3 grootheden die elk een eigen verklaring naar voren schuiven: Keynes, Pigou en Ricardo. Kan een van deze motieven de gedaalde Belgische spaarquote helpen te begrijpen?

1. Keynes formuleerde het voorzichtigheidsmotief: in een moeilijke economische periode sparen gezinnen meer. Ze leggen met andere woorden een buffer aan. De verklaring van

Keynes gaat op als de economische situatie bij ons beter was dan elders. Dat blijkt niet uit de cijfers, toch niet voor de hele periode. Ons economisch lot is danig verweven met dat van de buurlanden. Ook het consumentenvertrouwen houdt grosso modo het midden tussen dat van de buurlanden.

2. Pigou ziet spaargedrag dan weer als een reactie op inflatie (of gebrek daaraan): een plotse opstoot van prijsgroei holt de reële waarde van spaartegoeden uit. Om op hetzelfde (reële) aangroeipad te blijven, moet er dan tijdelijk worden bijgespaard. Werd er Pigouviaans bespaard als reactie op een hogere inflatie? Dan zou de hoge Belgische inflatie (zie onder) net tot méér besparingen dan elders moeten leiden. En dat was niet het geval.

3. Ricardo, tot slot, gaf zijn naam aan het equivalentietheorema. Dat impliceert dat gezinnen overheidsuitgaven (bedoeld om de economie aan te wakkeren) als het ware ‘doorzien’. Ze realiseren zich dat ze het overheidsgeld ooit zullen moeten terugbetalen. Daarom leggen ze dus een spaarpotje aan voor toekomstige belastingen. Het Belgische overheidstekort wedijvert dezer dagen schijnbaar met Frankrijk om negatieve aandacht van de kredietbureaus. En dat is eigenlijk al geruime tijd zo. Andermaal zou dat een hogere spaarquote impliceren dan in de meeste andere Europese landen.

Een interessante kanttekening bij dat laatste is de vraag hoe geloofwaardig de consolidatiedrang van de opeenvolgende Belgische regeringen was. Ricardo’s theorema gaat ervan uit dat de gezinnen anticiperen op een belastingstijging, die noodzakelijk is om het overheidsbudget in de zwarte cijfers te brengen. Maar als die gezinnen niet (langer) geloven dat de overheid de belastingen zal verhogen, wordt anticiperend sparen overbodig.

Communicerende vaten

Wat verklaart de lagere spaarquote dan wel? Er werd sinds 2010 duidelijk meer gespaard: de toename van het gespaarde bedrag in ons land lag lichtjes lager dan die in het hele eurogebied. Ook steeg het beschikbare inkomen (de noemer van de breuk die de spaarquote uitmaakt) zelfs iets sneller bij ons dan bij de Europese buren.

Meer ‘niet-gespaard’ inkomen dus bij ons, of anders gezegd: een hogere consumptie. En dat blijkt ook uit de cijfers: de private consumptie – de groeimotor van ons bbp – steeg sinds 2010 een stuk sneller dan het eurozonegemiddelde. Hoofdverantwoordelijke blijft de hoge inflatie, maar ook de volumegroei lag over die periode bijna 10 procentpunt hoger.

Het belang van de binnenlandse vraag in het algemeen en de private consumptie in het bijzonder neemt de komende tijd ongetwijfeld verder toe voor ons land. Dat is een gevolg van de onzekere internationale omgeving, die weegt op onze handelsbalans en op de investeringsappetijt van de bedrijven.

Zo bekeken hebben de andere Europese landen nu een streepje voor. Wanneer hun hogere spaarquote straks normaliseert, kan dat de private consumptie een duwtje in de rug geven. Komt dat duwtje bij ons misschien van het ‘werken meer laten lonen’-beleid van de nieuwe regering?