ESG-factoren zijn in korte tijd uitgegroeid van een nichekwestie tot een strategische prioriteit op bestuursniveau in alle sectoren en rechtsgebieden.
ESG-implementatie en -rapportering is niet langer iets wat bedrijven doen om maatschappelijk verantwoord te ondernemen – ze zijn er nu wettelijk toe verplicht.
Van financiële instellingen tot energiebedrijven, technologie-start-ups, kmo’s en beursgenoteerde bedrijven – alle bedrijven moeten dringend focussen op ESG.
Hoewel de impact van de ESG-reglementering onbetwistbaar is, biedt de huidige en toekomstige bedrijfs- en beleggingsomgeving nieuwe kansen. De bestaande en toekomstige ESG-reglementering gaat over het integreren van mens en planeet in de langetermijnstrategie van bedrijven. Die ontwikkeling creëert kansen voor bedrijven om meer te doen voor mens en planeet en tegelijk meer waarde te creëren voor beleggers.
Niet alleen overheden worden steeds veeleisender op het gebied van ESG, ook aandeelhouders en organisaties uit het middenveld laten hun stem horen. Denk maar aan de Stichting Urgenda, die de Nederlandse staat voor de rechter sleepte met de eis dat de overheid meer zou doen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, en gelijk kreeg. Of de Belgische Klimaatzaak de overheid kan dwingen om actie te ondernemen op het gebied van klimaatverandering ligt momenteel voor bij het Hof van Beroep.
Het aandringen tot meer concrete, meetbare en afdwingbare ESG-initiatieven vanwege bedrijven komt van drie kanten:
In maart 2018 lanceerde de Europese Commissie het actieplan voor een duurzaam financiewezen. Dat heeft tot doel:
De belangrijkste kenmerken zijn één enkel EU-classificatiesysteem (taxonomie), de verantwoordelijkheden van beleggers, benchmarks gericht op CO2-vermindering en betere duurzaamheidsrichtsnoeren, allemaal ter bevordering van een duurzamere financiële toekomst.
Om de overgang naar een duurzamere economie te ondersteunen, heeft het Europees Parlement eind 2022 de richtlijn inzake duurzaamheidsrapportering door ondernemingen (Corporate Sustainability Reporting Directive, CSRD) goedgekeurd. Dat is een uitbreiding van de richtlijn tot bekendmaking van niet-financiële informatie (Non-Financial Reporting Directive, NFRD), zowel wat betreft het aantal bedrijven dat aan de normen moet voldoen als voor het aantal thema’s waarover ze moeten rapporteren.
De NFRD is op 5 januari 2023 in werking getreden en zal uiteindelijk gelden voor ca. 50.000 bedrijven. Naast de financiële rapportering waartoe bedrijven verplicht zijn, zullen ze voortaan ook over duurzaamheid moeten rapporteren. De grootste bedrijven moeten daar als eerste mee beginnen, de kleinere volgen later. In België zijn de betreffende vereisten opgenomen in de wet van 3 september 2017, die nu deel uitmaakt van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen.
De Taxonomieverordening van de EU introduceert een classificatiesysteem voor milieuduurzame economische activiteiten. Artikel 8 van de verordening legt bekendmakingsvereisten op aan bedrijven die onderworpen zijn aan de NFRD. Bedrijven worden zo verplicht informatie te verstrekken over de mate waarin ze milieuduurzame activiteiten ontplooien en over bepaalde kritieke prestatie-indicatoren.
Bedrijven die onderworpen zijn aan de CSRD moeten niet-financiële informatie opnemen in hun jaarlijkse managementverslagen, met betrekking tot milieu-, sociale, mensenrechten-, anticorruptie-, antiomkopings- en diversiteitskwesties. De CSRD legt ook een beknopte beschrijving op van het businessmodel, het beleidskader, de prestaties, de belangrijkste risico’s en de niet-financiële prestatie-indicatoren van het bedrijf.
De duurzaamheidsrapportering moet gebeuren volgens de verplichte EU-normen, waarvan de eerste reeks werd gepubliceerd op 30 juni 2023; een tweede reeks inzake aanvullende en sectorspecifieke informatie komt er tegen 30 juni 2024. Bij de rapportering moet worden gewerkt met het dubbele-materialiteitsbeginsel, wat inhoudt dat er moet worden gekeken naar de impact van duurzaamheid op de bedrijven en vice versa.
De CSRD benadrukt het belang van de waardeketen, strategie, belangen van stakeholders, implementatie van duurzaamheidsbeleid en de vooruitgang op het vlak van duurzaamheidsdoelstellingen.
De richtlijn vereist bekendmaking van zorgvuldigheidsprocessen, negatieve effecten in de hele waardeketen, de maatregelen om die effecten te beperken, materiële duurzaamheidsrisico’s en relevante indicatoren.
De CSRD komt met uitvoerige rapporteringsvereisten voor grote organisaties van openbaar belang, die gedetailleerde en transparante informatie moeten verstrekken over hun duurzaamheidspraktijken en -effecten.
De richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid is van toepassing op grote EU- en niet-EU-bedrijven. Ze vereist dat de bedrijven passende zorgvuldigheid betrachten en optreden wanneer ze problemen vaststellen. Er zijn sancties voor niet-naleving. De nieuwe burgerlijke-aansprakelijkheidsregeling maakt het voor personen die schade ondervinden doordat een onderneming de regels niet naleeft mogelijk om rechtstreeks een vordering in te stellen.
Voor vennootschappen opgericht naar het recht van een EU-lidstaat is de CSDD van toepassing op vennootschappen met gemiddeld meer dan 500 werknemers en een wereldwijde omzet van meer dan 150 miljoen euro in het afgelopen boekjaar. Of op vennootschappen met gemiddeld meer dan 250 werknemers en een wereldwijde omzet van meer dan 40 miljoen euro in het afgelopen boekjaar, waarbij minstens 50% van die omzet gerealiseerd werd in sectoren die als sectoren met hoog risico worden bestempeld. Sectoren met hoog risico zijn sectoren die te maken hebben met de productie van textiel, leder, landbouwproducten, voeding, mineralen en aanverwante handel.
Daarnaast introduceert de CSDD maatregelen van toepassing op kmo’s die betrokken zijn bij de waardeketens van de betrokken ondernemingen, waarbij rekening wordt gehouden met de indirecte impact op die kmo’s.
Niet-beursgenoteerde kmo’s vallen buiten het toepassingsgebied van de CSDD en vallen dus niet rechtstreeks onder de bepalingen ervan. Beursgenoteerde kmo’s met effecten op een EU-gereglementeerde markt (met uitzondering van micro-ondernemingen) vallen echter wel binnen het toepassingsgebied van de CSDD. Zij kunnen tot 2028 gebruikmaken van een opt-out. Daarnaast wordt gewerkt aan een specifieke reeks EU-normen voor duurzaamheidsrapportering op maat van kmo’s, waar niet-beursgenoteerde kmo’s zich op vrijwillige basis aan kunnen houden.
Het is belangrijk om te weten dat kmo’s die niet rechtstreeks onder de CSDD vallen er toch mee te maken kunnen krijgen doordat ze deel uitmaken van de waardeketens van grotere bedrijven. Zowel de EU-lidstaten als de bedrijven die onder de CSDD vallen, zijn verplicht om kmo’s in die waardeketens te ondersteunen.
De CSDD heeft niet te onderschatten gevolgen voor bestuurders van de bedrijven die eronder vallen. Bestuurders hebben een fiduciaire plicht om het succes van hun bedrijf te stimuleren, maar lopen ook tegen risico’s aan zoals strafrechtelijke en burgerlijke aansprakelijkheid en straffen. Dat geldt in het bijzonder voor beursgenoteerde bedrijven. Daarnaast kan de aandacht rond ESG en duurzaamheidskwesties aanleiding geven tot reputatieschade. De CSDD verhoogt ook de regelgevingslast voor bedrijven, zowel qua tijd als qua kosten. Bovendien is negatieve impact op de aandelenkoersen en de kosten voor verzekeringspremies van bestuurders en kaderleden mogelijk. Over artikels 25 en 26 van de CSDD, die betrekking hebben op de plichten van bestuurders van EU-bedrijven, wordt nog steeds gediscussieerd, met mogelijk verdere verduidelijkingen.
©2024 BNP Paribas Fortis